Schaapscheerdersweekend, 24 en 25 mei, op het prachtige Hoeve Springendal

Op zaterdag 24 en zondag 25 mei willen Rob en Mieke Boode iedereen graag kennis laten maken met hen en de dieren en de mensen die het mede mogelijk maken een kudde op de been te houden. De schapen worden op deze twee dagen van hun wintermantel ontdaan: zaterdag door een machinaal scheerder en zondag op de traditionele manier met de hand. Tevens kun je kennis maken met de honden, die een onvervangbare rol in ons dagelijks leven spelen. Zonder schapen is een herder en zijn de honden werkloos; alles draait bij ons om samenspel, net zoals in het leven.

De Kudde
Het Drentse heideschaap behoort tot de oudste schapenrassen in Nederland. en stamt af van de eerste schapen die vanaf ongeveer 4000 voor Christus op het Drentse plateau aankomen. De eerste vermeldingen van het gebruik van Drentse heideschapen stamt uit de vijftiende eeuw. Schapen werden toen gehouden voor wol en vlees, maar vooral voor de productie van mest in potstallen die vermengd met strooisel werd gebruikt voor het bemesten van essen. Met de opkomst van de kunstmest daalde het aantal en het Drents heideschaap was gedoemd uit te sterven als in 1949 niet een kudde werd gesticht in Ruinen, met restanten min of meer raszuivere dieren van verschillende kuddes uit Nederland. In 1985 werd een vereniging opgericht om de fokkerij te stimuleren. Nu maakt het Drents heideschaap in diverse kuddes, waaronder de onze deel uit van verschillende landschappen, waar zij diverse terreinen begrazen.

Tot 1900 werden deze schapen als landbouwhuisdier gebruikt voor de mestproductie om de schrale, onvruchtbare gronden te bemesten. Overdag werden ze “gescheperd” (onder leiding van een herder of “scheper”) op de schrale uitgestrekte vlakten in Oost Nederland, vooral in Drenthe. Op die manier ontstonden de uitgestrekte heidevelden. Heide heeft ruimte en lucht nodig om zich staande te houden, en doordat de schapen de opslag van dennen en berkjes en het gras weg vreten, krijgt heide die ruimte. De schapen aten hun buik vol en aan het einde van de dag werd de kudde in de kooi of potstal gedreven, waar ze gingen liggen herkauwen. Als de herder ze de volgende morgen weer kwam halen, kwamen ze in de benen, poepten hun mest op de heideplaggen waar de stal mee gevuld was en op die manier ontstond na een jaar een metersdikke laag mest. Deze werd in het voorjaar op de akkers (gezamenlijke gronden) verdeeld. Dit droeg tevens bij aan de vorming van het essenlandschap. Van Natuurbeheer hadden ze in die tijd nog niet gehoord!

Toen er kunstmest kwam, werden heideschapen praktisch overbodig. Heide en schrale grond werden ontgonnen voor landbouw en veeteelt. Bijna 90% van de Nederlandse heide verdween hierdoor. Een kleine veertig jaar geleden hebben een aantal mensen die het ras weer terug wilden fokken, de koppen bij elkaar gestoken en zijn begonnen met het terugfokken van dit oer-Hollands dier. Hiermee werd dit cultureel erfgoed voor uitsterven behoed. Het ras is uitermate geschikt voor het begrazen van natuurgebieden; ze eten vrijwel alles, van els, distel, wilg, tot ridderzuring. Op die manier kan een kudde bijdragen tot het in stand houden van heideterreinen, maar ook aan het verschralen van grasland-vegetaties. Een kudde met herder(in) trekt altijd veel bekijks; vaak als ik aan het hoeden ben blijven wandelaars of fietsers staan voor een praatje of een plaatje.

Om een kudde te hoeden moet je kennis hebben van de natuur. Het is niet altijd makkelijk. Het vak is niet te leren uit een boekje, alhoewel er inmiddels wel (praktijk-) opleidingen voor zijn. Vooral praktijk ervaring opdoen, zien en beleven maken uiteindelijk dat je een kudde kunt hoeden en verzorgen. Schaapherder word je vanuit je hart; het is een passie. Het terug fokken van de Drentjes heb ik dan ook vaak op mijn gevoel gedaan. Ik heb gekeken naar wat ik mooi vond en wat in mijn ogen past bij een oud type Drents heideschaap. Sterk beenwerk, goed gebit, mooie (water aflatende- ) vachten, diverse kleuren en niet te groot. Van de eerste zesentwintig eigen gefokte Drentjes die werden gekeurd, werden er gelijk twintig goedgekeurd voor in het stamboek. Dat was een kroon op mijn werk. Op dit moment bestaat de kudde (al 25 jaar!) uit een honderdtal mooie fok-ooien. Ook proberen we in het belang van de fokkerij jaarlijks een aantal jonge rammen aan te houden die de potentie als fokram hebben. Daarom bestaat de kudde altijd uit twee á drie koppels.

Sinds 2009 zijn Rob en Mieke Boode erkend door de SZH als fokcentrum en hierop zijn we (sch)ape-trots! Tijdens het schaapscheerdersweekend op het prachtige Hoeve Springendal, kunt u niet alleen met Rob en Mieke, maar ook met de gastvrijheid en kookkunsten van de familie Brunninkhuis kennismaken. Verder zijn er diverse creatieve, aan wol gerelateerde activiteiten; zoals spinnen en breien. Er zijn meerdere spinsters, en er worden prachtige kransen gemaakt, waarin o.a. ook wol verwerkt is. Tevens zijn er breisters, die o.a. kleurrijke sokken (en teddyberen!) breien waarvan de opbrengst van de verkoop naar Peru gaat. De smid uit Ootmarsum, Martin Koster en familie, laat jong en oud graag kennismaken met het ambacht en met het vuur (passie) van het ijzer smeden. Staatsbosbeheer is er om gerichte vragen over het huidige beheer te beantwoorden. Kortom, alles is passie wat de klok slaat. Heb je vragen, wees welkom en geniet met ons mee van de activiteiten op deze bijzondere plek. Honden zijn, mits aangelijnd, welkom. Hopelijk zien we u terug op de 24e en of 25e mei @ Hoeve Springendal, de entree is gratis!