In een eerdere column ‘Geluk in tuk’ kreeg de gelukzaligheid van de Tubbergenaar aandacht waar het gaat om welvaart, wonen, veiligheid en de soepele wentelingen in de bedstee. Er waait echter nog een reputatie door de plooien van het essenland, eentje van nogal dubieuze aard. De Tubbergenaren staan alom bekend als een dorstig volk. Er wordt in dorp en ommeland gezopen alsof het leven ervan afhangt. Bier is favoriet, vooral bij jongeren. Die lusten er wel pap van. Alsof ze de gele rakker met de moedermelk hebben ingekregen. Niet alleen in schenklokalen en tapperijen vloeit het goudgele vocht rijkelijk. Ook bij clubs, in jongerenketen en feesttenten ploppen de beugels en schuimen de glazen. Om de faam kracht bij te zetten deed onlangs in de woestijnbak van het Festiball op het centrumplein een kameradenteam mee met de veelzeggende naam De Pilskanaries. Op hetzelfde plein springen de paarden tijdens de Schröder Masterclass naar kerktorenhoogte. Niemand komt daarbij om van de dorst. En dan moeten het Volks- Schuttersfeest en het Oktubberfeest nog komen. Voor deze laatste bacchanalen worden feesttenten opgetrokken in een tempo waarbij een indianenstam zich de vingers zou aflikken. Amper is de orgie voorbij en de wigwam afgebroken of de nieuwe staat alweer in de steigers. Onder stuwende klanken van beatmuziek stromen onder het canvaszeil de bierkranen met de snelheid van de Niagarawatervallen. Tankwagens en pijpleidingen zorgen voor de toevoer naar de tappunten. Deze houden gelijke tred met de mobiele plascabines buiten. De reputatie van de Tubbergenaren is inmiddels doorgedrongen tot het EGVD (Edele Gilde Van Drinkebroers) dat ieder jaar een kampioenschap uitschrijft. Daarin moeten de Tubbigse slokkers het dit keer opnemen tegen Die durstige Waldspatzen, een regiment in Lederhosen gestoken houthakkers uit Opper-Beieren. Deze grootverbruikers worden begeleid door rondborstige Dirndlmädel die de pullen moeiteloos boven hun ravijndiepe decolletés torsen. Me dunkt, dat wordt gloepes afzien. Na zo’n zwelgpartij waart de ranzige lucht nog dagenlang over de keien en tegen de muren van de tempels. Alleen al van de geur zouden pastoor en dominee aan de drank geraken. Moraal van dit verhaal: in Tubbergen houden ze wel van een slok. Van één kant is dat goed voor een mens: de zorgen zijn even voor morgen. Helaas geldt dat ook voor de kater!
Ferdinand